Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zittende [14]bij de graven, zo vernachten zij [15]bij degenen, die bewaard worden, [16]etende zwijnenvlees, en er is [17]sap van gruwelijke dingen in hun vaten. 14. Om de doden voor de levenden te vragen, hfdst.8 vs.19, hetwelk een gruwel is voor God; Deut.8:11,12. Zie hfdst.2 vs.6,8,19. 15. Dat is, naar sommiger mening, bij de afgoden, of beelden der valse goden, die niet bewaarden, maar moesten bewaard en bewaakt worden, opdat zij niet zouden gestolen worden. Doch anderen verstaan het van de dode lichamen, die de zwarte kunstenaars plachten te bewaren, en bij nacht bij dezelve te blijven om hun wat af vragen. Anders: zo vernachten zij in woeste plaatsen, of in bewaarde begraafplaatsen. 16. Tegen Gods uitdrukkelijk verbod [als zijnde onrein]; Lev.11:7; Deut.14:8. 17. Dat is, sop van het vlees der verboden dieren, die den Heere een gruwel zijn als men ze eet. Anders: stukken van onrein, of stinkend, of verrot [vlees] is in hunne vaten. Zie de aantekening Lev.7:18. Doch men moet hier onder de bovenverhaalde gruwelen verstaan allerlei overtreding der wet Gods.